Persbericht

Het Grondwettelijk Hof verwerpt de beroepen tegen de hervorming van de diplomabonificatie voor de loopbaanvoorwaarde voor het opnemen van het vervroegd pensioen in de publieke sector

Deze donderdag 28 september heeft het Grondwettelijk Hof de beroepen verworpen, ingediend tegen de wet (Wet van 28 april 2015) die geleidelijk de diplomabonificatie afschaft voor de loopbaanvoorwaarde voor het opnemen van het vervroegd pensioen in de publieke sector.

Het Hof erkent dat de doelstelling van algemeen belang, nagestreefd door de wet die de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn wil garanderen door rekening te houden met de budgettaire kost van de vergrijzing van de bevolking, een legitieme doelstelling is. Het is van mening dat, gezien de demografische evolutie, de harmonisering tussen het stelsel van de ambtenaren en dat van de werknemers, die de wet wil verwezenlijken door de burgers aan te zetten langer te werken, een pertinente maatregel vormt.

Ze herinnert er ook aan dat, hoewel het sociaal overleg niet is uitgemond in een akkoord, deze echter wel tot inhoudelijke aanpassingen van de wet heeft geleid, hetgeen de legitimiteit van de hervorming versterkt.

Bovendien benadrukt ze het evenwicht dat de wetgever heeft gezocht tussen enerzijds de noodzaak om de minimale effectieve loopbaanduur van de burgers te verhogen en anderzijds, de bezorgdheid om niet al te bruusk afbreuk te doen aan de belangen en verwachtingen van de betrokken ambtenaren.

De Minister van Pensioenen, Daniel Bacquelaine: “Ik verheug me over de verwerping door het Grondwettelijk Hof van de beroepen ingediend tegen de wet betreffende de diplomabonificatie voor de loopbaanvoorwaarde om het vervroegd pensioen op te nemen in de publieke sector. Er werd geoordeeld dat de nagestreefde doelstelling legitiem was en benadrukt dat de maatregel pertinent was”.