Maatregel met betrekking tot de gelijkstelling met een periode van activiteit van de 2de periode werkloosheid voor de pensioenberekening – opvolging van het kernkabinet van 14 september 2017
Context
De hervorming van de gelijkgestelde periodes beantwoordt aan de wil van de Regering om de link tussen effectief werken en het pensioenbedrag te versterken.
Ons pensioensysteem moet werken beter belonen. Dit is een kwestie van rechtvaardigheid ten opzichte van de werknemers die, door middel van de sociale bijdragen ingehouden op hun loon, hebben bijgedragen aan de financiering van ons pensioensysteem.
Bevestiging van de maatregel
Wat de pensioenberekening betreft, de tweede periode werkloosheid zal, vanaf 1 januari 2019, gelijkgesteld worden op basis van het minimumjaarrecht (23.841,73 €) en niet langer op basis van het laatste loon et dit voor alle loopbaanjaren vanaf 2017. De huidige Regering finaliseert zo de hervorming beslist door de Regering Di Rupo die reeds had beslist om het minimumjaarrecht te gebruiken voor de berekening van de pensioenrechten opgebouwd tijdens de 3de periode werkloosheid en de periodes van brugpensioen vóór de leeftijd van 59 jaar.
Het ontwerp van koninklijk besluit voorziet evenwel talrijke uitzonderingen op dit principe. Voor wat betreft de werkloosheid, zijn niet betroffen de tijdelijke werklozen (economische technische werkloosheid, werkloosheid wegens weerverlet of overmacht), de deeltijdse werknemers, de genieters van inschakelingsuitkeringen, de geactiveerde werklozen (PWA, …) de havenarbeiders, de artiesten, …
Afwijkende maatrgel
Geen enkele afwijking op dit principe, gebaseerd op leeftijd, was voorzien in het ontwerp dat initieel werd overgemaakt aan de Raad van State.
Ik heb evenwel aangegeven dat ik bereid was de één of andere afwijkende bepaling te integreren indien een consensus zou worden bereikt over een vraag die in die richting gaat.
Tijdens het Kernkabinet van 14 september werd een akkoord bereikt voor het invoering van een afwijking ten voordele van de personen die werkloos worden vanaf de leeftijd van 50 jaar. Voor wat hen betreft, zal enkel de derde periode werkloosheid pensioenrechten genereren op basis van het minimumjaarrecht en dit met uitzondering van het gedeelte gelegen na 55 jaar.
Het koninklijk besluit werd aangepast om rekening te houden met dit akkoord. Het ontwerp van koninklijk besluit moet nog worden goedgekeurd door de Ministerraad alvorens te worden overgemaakt voor advies aan de Raad van State.