Persbericht

Pensioenhervorming: balans 2015

In 2015 werd een begin gemaakt met de structurele hervorming van ons pensioensysteem. Talrijke maatregelen uit het regeerakkoord werden al door het parlement aangenomen en beginnen nu al vruchten af te werpen.

Pensioenhervorming: balans 2015

 

Brussel, 28 december 2015

 

 

De pensioenhervormingen die de bevoegde minister, Daniel BACQUELAINE, in 2015 heeft laten aannemen, zijn talrijk. Na stappen op het gebied van sociaal overleg, na serene parlementaire debatten en buiten alle steriele polemiek om werd een reeks onontbeerlijke hervormingen aangenomen. De meeste hiervan beogen de verhoging van de gemiddelde uittreedleeftijd op de arbeidsmarkt, zodat de financiële en sociale houdbaarheid van ons pensioensysteem kan worden gewaarborgd. De loopbaanverlenging dient ertoe bij te dragen dat het financieel evenwicht van ons systeem van sociale bescherming wordt gewaarborgd en de gemiddelde pensioenbedragen worden verhoogd.

Met het oog op billijkheid beogen deze hervormingen ook een geleidelijke harmonisering tussen de diverse pensioenstelsels (werknemers, ambtenaren, zelfstandigen).

Daniel BACQUELAINE heeft daarnaast nieuwe instellingen opgericht die als doel hebben het sociaal overleg dat met  verdere structurele hervormingen gepaard dient te gaan, te versterken, enerzijds, en de bestaande expertise op het gebied van de pensioen te bundelen, anderzijds.

Deze maatregelen voldoen aan de diverse aanbevelingen van de Europese Commissie en de OESO, zodat ons land maatregelen neemt om de werkzaamheidsgraad van oudere werknemers te verhogen en de financiële houdbaarheid van ons pensioensysteem te waarborgen.

Het laatste verslag van de Studiecommissie voor de vergrijzing benadrukt het onontbeerlijke karakter van deze hervorming. Naast het feit dat deze hervorming tussen 2014 en 2060 zal leiden tot een vermindering van de stijging van de budgettaire kost in verband met de vergrijzing met 1 ,9% van het BBP zal zij eveneens een stijging van de werkzaamheidsgraad van personen tussen de leeftijd van 55 en 66 jaar toelaten. Voormelde werkzaamheidsgraad zou tussen 2014 en 2060 met 15,4% moeten stijgen. 

Daniel BACQUELAINE : « In iets meer dan een jaar regeren hebben wij het Belgische pensioensysteem al ingrijpend hervormd. »

 

Contactpersoon

Koen Peumans, woordvoerder van Daniel Bacquelaine, Minister van Pensioenen
0473/81.11.06 -  koen.peumans@bacquelaine.fed.be

 

De maatregelen genomen in 2015 :

De loopbanen verlengen en de pensioenstelsels harmoniseren 

Sinds 1 januari van dit jaar worden de inkomsten uit een beroepsactiviteit die een gepensioneerde na de leeftijd van 65 jaar of na 45 loopbaanjaren ontvangt, aan geen enkele beperking meer onderworpen.  De maatregel draagt ertoe bij de werkzaamheidsgraad van de oudere werknemers te verhogen en de keuzevrijheid van de mensen te versterken wat het beheer van hun loopbaan en rustpensioen betreft.

Zoals de Commissie pensioenhervorming 2020-2040 aanbeveelt, beoogt de afschaffing van de diplomabonificatie toegekend voor vervroegd pensioen een geleidelijke harmonisering tussen de verschillende stelsels van de te vervullen loopbaanduurvoorwaarden om toegang te krijgen tot het pensioen. 

Het is van belang te benadrukken dat de hervorming vergezeld gaat van diverse overgangsmaatregelen die in het kader van sociaal overleg werden onderhandeld, in het bijzonder ten gunste van diegenen die op het punt staan op met pensioen te gaan of diegenen die op 1 januari 2015 genieten van of zouden hebben kunnen genieten van verlof voorafgaand aan het rustpensioen.

Een andere belangrijke hervorming is in juli laatstleden door het parlement aangenomen. Het betreft de hervorming die de wettelijke pensioenleeftijd verhoogt en de voorwaarden om met vervroegd pensioen te gaan en om van een overlevingspensioen te genieten, verder verstrengt.

De wet van 10 augustus 2015 verhoogt de wettelijke pensioenleeftijd tot 66 jaar in 2025 en tot 67 jaar in 2030 en dit conform een van de scenario’s die naar voren werden gebracht in het verslag van de Commissie pensioenhervorming 2020-2040.

België heeft aldus de meerderheid van de Europese landen vervoegd die de wettelijke pensioenleeftijd al tot 67 jaar hadden verhoogd of hadden beslist dit te zullen doen (Denemarken, Duitsland, Griekenland, Ijsland, Italië, Noorwegen, Polen, Slovakije, Groot-Brittannië, Ierland en Spanje). Nederland, dat de wettelijke pensioenleeftijd heeft vastgelegd op 67 jaar, heeft deze bovendien gelinkt aan de evolutie van de levensverwachting. 

De sociale houdbaarheid verzekeren

Uit het laatste verslag van de Studiecommissie voor de vergrijzing blijkt dat de hervormingen die door deze regering zijn aangenomen, de armoedegraad onder gepensioneerden zullen doen dalen. De verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd en de voorwaarden om met vervroegd pensioen te gaan, zonder dat de referentieloopbaan werd gewijzigd, zal aan de werknemers toelaten aanvullende rechten op te bouwen en op die manier gemiddeld hogere pensioen te ontvangen.

Het verslag stipt ook aan dat de hervormingen de ongelijkheid zullen verminderen, daar de laagste pensioenen het sterkst zullen stijgen, waardoor het armoederisico bij werknemers met een onvolledige loopbaan en in het bijzonder bij vrouwen zal dalen.

Bovendien heeft de regering, ingevolge haar beslissing om de welvaartsenveloppe weer voor 100% uit te keren, ervoor gezorgd voor een koopkrachtverhoging van talrijke gepensioneerden, in het bijzonder diegenen met een klein pensioen. In 2015 en 2016 werd bijna een half miljard euro besteed aan de opwaardering van de pensioenen, zijnde meer dan het dubbele van het bedrag dat over de periode 2013-2014 voor de pensioenen werd uitgetrokken!

Op 1 juni 2015 werd het minimumpensioen van de personen die een gemengde loopbaan als werknemer en zelfstandige hadden, gelijkgesteld – voor wat betreft het gedeelte als werknemer – met het minimumpensioen van werknemers die een volledige loopbaan als werknemer hadden. 

Op 1 september 2015 hebben er opnieuw stijgingen plaatsgevonden: de minimumpensioenen van werknemers en zelfstandigen, de Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) en de bedragen die als gewaarborgd inkomen voor ouderen worden uitgekeerd, werden met 2% verhoogd. De pensioenen die vóór 1995 zijn ingegaan, werden met 1% verhoogd en de pensioenen die in 2010 zijn ingegaan, werden met 2% verhoogd.

Sinds vele jaren kon een verhoging van het brutopensioen voor bepaalde gepensioneerden leiden tot een vermindering van het nettopensioen. Om deze belastingval die vooral de kleine gepensioneerden trof, te dichten werd de belastingaanslag herzien en verminderd. Deze fiscaliteit zal nog worden verlicht door de afschaffing van de belastingschijf van 30% en de verhoging van de ondergrens van de belastingschijf van 45% die werden beslist in het kader van de « tax shift » die door de regering werd aangenomen. 

Het sociaal overleg versterken en de pensioenexpertise samenbrengen

Daniel BACQUELAINE heeft door de wet van 21 mei 2015 drie nieuwe instellingen opgericht : het Nationaal Pensioencomité, het Kenniscentrum en de Academische Raad.

Het Nationaal Pensioencomité is een tripartite orgaan dat de vertegenwoordigers van de werkgevers en de zelfstandigen, de werknemers van zowel de publieke als de private sector en de regering samenbrengt. Zijn taak bestaat erin voor elk pensioenstelsel de contouren van meerdere belangrijke structurele hervormingen vast te leggen zoals de inaanmerkingneming van de zwaarte van het werk, de mogelijkheid om met deeltijds pensioen te gaan, de invoering van een pensioen met punten en de modernisering van de gezinsdimensie van ons pensioensysteem.

Het Kenniscentrum, aangestuurd door een Begeleidend comité, waarin de Administrateurs-Generaal van de pensioeninstellingen, het federaal planbureau en de ministers tot wier bevoegdheden de pensioenen behoren, zetelen, levert alle technische bijstand die vereist is voor de evaluatie en de concrete invoering van de pensioengerelateerde voorstellen.  De Academische Raad, die de opvolger is van de Commissie pensioenhervorming 2020-2040, heeft als opdracht een onderbouwd wetenschappelijk advies uit te brengen over alle voorstellen inzake pensioenen.

Daarnaast heeft op 18 december jongsleden de Ministerraad een voorontwerp van wet van de Minister van Pensioenen goedgekeurd dat de oprichting voorziet van de Federale Pensioendienst (FPD) op 1 april 2016. Dit nieuwe orgaan is het resultaat van de fusie tussen de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP), die de pensioenen van de werknemers beheert, en de Pensioendienst voor de Overheidssector (PDOS), die de pensioenen van de publieke sector beheert. Deze fusie zal beide organen toelaten hun expertise en hun competenties te delen om zo aan de burger een efficiëntere dienstverlening te bieden.

De aanvullende pensioenen, een langverwacht akkoord

Wat betreft de aanvullende pensioenen heeft Daniel BACQUELAINE aan de sociale partners gevraagd het overleg over de kwestie van het gewaarborgd rendement te hernemen dat onder de vorige regering niet tot resultaat had geleid. Na verschillende maanden van besprekingen waarbij het Kabinet Pensioenen was betrokken, is er uiteindelijk in oktober tussen de sociale partners een akkoord bereikt. De regering heeft besloten om dit akkoord integraal toe te passen, hetgeen opnieuw het belang aantoont dat aan het sociaal overleg wordt gehecht.

 

Het akkoord biedt een evenwichtige oplossing die zich niet beperkt tot een herziening van de hoogte van de rendementsgarantie maar ook een batterij maatregelen voorziet met als doel  de aanvullende pensioenen verder te ontwikkelen. Het gaat erom de tweede pijler te versterken en deze toegankelijk te maken voor zoveel mogelijk werknemers.

 

Daniel BACQUELAINE : « Het jaar 2016 zal de gelegenheid bieden om de aanpassing van ons pensioensysteem aan de vergrijzing van de bevolking met een niet-aflatende vastberadenheid verder te zetten en zelfs te intensifiëren. »